𝗗𝗲 𝘁𝘄𝗲𝗲𝗱𝗲 𝗯𝗼𝗼𝗺 𝘄𝗮𝘀 𝘇𝗼 𝗴𝗲𝘀𝗰𝗵𝗿𝗼𝗸𝗸𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗽𝗶𝗷𝗻 𝗱𝗮𝘁 𝗵𝗶𝗷 𝘀𝗻𝗲𝗹 𝗵𝗮𝗱 𝗯𝗲𝘀𝗹𝗼𝘁𝗲𝗻 𝗼𝗺 𝗵𝗲𝘁 𝘃𝗲𝗿𝗹𝗶𝗲𝘀 𝘁𝗲 𝘃𝗲𝗿𝗴𝗲𝘁𝗲𝗻. Hij was moeilijk te vinden, want hij lag op de grond. Hij had zijn greep op de aarde verloren en een storm had hem doen omwaaien. De plek van de wonde zat verstopt achter een berg vochtige bladeren.
𝗗𝗲 𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲 𝗯𝗼𝗼𝗺 𝘄𝗮𝘀 𝗼𝗼𝗸 𝗲𝗿𝗴 𝗴𝗲𝘀𝗰𝗵𝗿𝗼𝗸𝗸𝗲𝗻 𝘃𝗮𝗻 𝗱𝗲 𝗽𝗶𝗷𝗻 𝗲𝗻 𝗱𝗲 𝗹𝗲𝗲𝗴𝘁𝗲 𝘃𝗮𝗻 𝘇𝗶𝗷𝗻 𝗹𝗶𝗷𝗳, 𝗲𝗻 𝗵𝗶𝗷 𝗿𝗼𝘂𝘄𝗱𝗲 𝗼𝗺 𝘇𝗶𝗷𝗻 𝘃𝗲𝗿𝗹𝗶𝗲𝘀. Het eerste voorjaar, toen de zon hem uitnodigde om te groeien, had hij gezegd: ‘Dit jaar nog niet’. Toen de zon het tweede voorjaar weer terugkwam met de uitnodiging, had hij gezegd: ‘Ja, zon, verwarm mij. Mijn wonde heeft warmte nodig, opdat ze weet dat ze erbij hoort.’ Toen de zon het derde jaar weer terugkwam, sprak de boom: ‘Ja zon, laat mij groeien. Ik weet dat er nog zoveel te groeien is.’ De derde boom was ook moeilijk te vinden, zo groot en sterk was hij geworden, met zijn dichtgegroeide wonde badend in het warme zonlicht.